Wezenpensioen

Je kinder(en) achterlaten als je overlijdt is een verdrietige gedachte. We snappen dat je je geldzaken zo goed mogelijk voor ze wilt regelen. Gelukkig krijgt een kind bijna altijd een wezenpensioen van ons. Ook kunnen ze een wezenuitkering van de overheid krijgen.

Je kind krijgt wezenpensioen vanaf de eerste dag van de maand na je overlijden. Dit geldt ook als je meer kinderen hebt. Deze uitkering maken we rond de 20ste van de maand over. De uitkering van het wezenpensioen stopt op de laatste dag van de maand waarin je kind:

  • 18 jaar wordt (als je kind niet studeert);
  • 27 jaar wordt (als je kind studeert);
  • ouder is dan 18 jaar en stopt met de studie;
  • overlijdt.

Let op!

Bij studerende kinderen loopt het wezenpensioen door tot maximaal hun 27ste. Stopt of onderbreekt je kind de studie? Dan stopt helaas ook het wezenpensioen. Je kind mag wel veranderen van studie binnen hetzelfde schooljaar. Of een nieuwe studie beginnen als deze aansluit op de vorige studie.

Een kind dat studeert staat ingeschreven bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Elk jaar controleren we of dit voor jouw kind nog zo is. Zo niet? Dan stopt het wezenpensioen. Is er geen inschrijving bekend bij de DUO? Dan sturen wij een studieverklaring naar je studerende kind. Je kind moet deze invullen als bewijs dat het studeert.

Hoe hoog de uitkering voor je kind is, ligt aan het soort wezenpensioen. Neem je vanaf 1 januari 2006 deel aan de pensioenregeling (Middelloonregeling) bij bpfBOUW? Dan is de hoogte van het wezenpensioen als volgt:

1. Wezenpensioen voor halfwezen: voor kinderen waarvan 1 ouder is overleden die pensioen opbouwde bij ons.
De uitkering is per jaar maximaal 6,5 procent van de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de overledene.

Heb je meer dan 4 kinderen? Dan is de uitkering per kind maximaal 26 procent van deze pensioengrondslag gedeeld door het aantal kinderen. De kinderen ontvangen dus samen het totale wezenpensioen voor 4 kinderen. Houd er hierbij rekening mee dat als een van de kinderen geen wezenpensioen meer krijgt, bijvoorbeeld omdat hij/zij niet (meer) studeert, de hoogte van het wezenpensioen van de andere kinderen hetzelfde blijft.

2. Wezenpensioen voor volle wezen: voor kinderen waarvan beide ouders zijn overleden en waarvan één van deze ouders pensioen opbouwde bij ons.
De uitkering is twee keer zo hoog dan een uitkering voor een halfwees.

Het maakt niet uit of het gaat om biologische kinderen of geadopteerde kinderen. Naast het wezenpensioen kan je kind ook recht hebben op een wezenuitkering van de overheid.

Kinderen tot 16 jaar kunnen recht hebben op een wezenuitkering van de overheid als ze geen ouders meer hebben. Soms kunnen wezen van 16 tot 21 jaar ook een wezenuitkering krijgen. Kijk voor meer informatie op www.svb.nl/anw.

In eerdere regelingen van bpfBOUW bestonden andere regelingen voor het wezenpensioen. Denk hierbij aan de pensioenregelingen:

  • Bouwpensioen2000. Dit was de pensioenregeling van 2000 tot 2006.
  • Loonafhankelijke Pensioenregeling (LAP-regeling). Dit was de pensioenregeling van 1987 tot 2000.
  • Dagafhankelijke Pensioenregeling (DAP-regeling). Dit was de pensioenregeling tot 1987.

Op Mijn Bouwpensioen of op je jaarlijkse Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ziet je hoe hoog je wezenpensioen is.