In goede tijden zetten we geld opzij in een gezamenlijke buffer (solidariteitsreserve). In slechte tijden halen we hier geld uit. Over hoe we de gezamenlijke buffer gebruiken zijn vooraf afspraken gemaakt. Die staan in de pensioenregeling en ook in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota, de ABTN.
Op het moment dat we overgingen op de nieuwe regels voor pensioen is de gezamenlijke buffer voor het eerst gevuld. Eén keer per jaar kijken we hoe vol de gezamenlijke buffer is en hoe de beleggingen het hebben gedaan. Als het nodig is - en als het kan - vullen we de gezamenlijke buffer aan.
De afspraken voor het aanvullen van de buffer zijn:
Staat de gezamenlijke buffer rood? Dan vullen we deze aan tot € 0 vanuit de pensioenpotten en -vermogens. Dat doen we volgens dezelfde regels als voor de
Is er in een jaar een positief overrendement? Dan voegen we 5% van het positieve overrendement toe aan de gezamenlijke buffer. Aanvullen kan dus alleen als het een goed jaar was en de beleggingen meer waard zijn geworden (positief overrendement). Dit bekijken we aan het einde van elk jaar.
De buffer is vol als deze 10% is het totale fondsvermogen. Is de gezamenlijke buffer groter dan 7% maar kleiner dan of gelijk aan 10% van het totale fondsvermogen? Dan gebruiken we 25% van het deel boven 7% om de pensioenpotten en pensioenvermogens te verhogen. Is de buffer groter dan 10%? Dan gebruiken we het deel boven 10% helemaal om de pensioenpotten en persoonlijke pensioenvermogens te verhogen.
We gebruiken het geld als het slecht gaat met de economie en de beleggingen minder waard worden. De belangrijkste doelen zijn:
Als het een jaar slecht gaat, willen we de pensioenen niet direct verlagen. We gebruiken het geld uit de gezamenlijke buffer dan om de pensioenen aan te vullen tot het bedrag van het jaar daarvoor. Zo blijven de pensioenen zo stabiel mogelijk. Dit is geen garantie. Als het bijvoorbeeld meerdere jaren achter elkaar slecht gaat of er plots een grote schok is in een bepaald jaar, kan het zijn dat we de pensioenen toch moeten verlagen.
Zolang u nog niet met pensioen bent, ziet u uw pensioenpot. Uw pensioenpot beweegt elke maand mee met de beleggingsresultaten. Dat kunt u zien als u inlogt. Goede en slechte maanden wisselen elkaar af. Blijkt aan het einde van het jaar dat de pensioenpot in een jaar tijd heel veel is gedaald, omdat het niet goed ging met de beleggingen (ook wel: negatief overrendement)? Én hebben we genoeg geld in de gezamenlijke buffer? Dan vullen we de pensioenpotten voor een deel aan vanuit de gezamenlijke buffer. Bekijk ook meer informatie over het beleggingsrendement.
In een erg slecht jaar kan het zijn dat uw pensioenpot op het einde van de maand negatief is. Dat is heel uitzonderlijk en komt weinig voor. Dat kan gebeuren als u nog niet zoveel geld in uw pensioenpot had. Bijvoorbeeld, omdat u nog niet zo lang bij ons pensioen opbouwt. We vullen uw pensioenpot dan aan tot € 0. Dit geldt alleen als u nog niet met pensioen bent. De kans hierop is klein.
Als we met zijn allen langer blijven leven dan gemiddeld, moet een pensioenfonds langer pensioen betalen. U krijgt het pensioen immers zolang u leeft. Dat zou betekenen dat iedereen dan minder pensioen krijgt. Dat voorkomen we door geld uit de gezamenlijke buffer te halen om uw pensioen aan te vullen tot het niveau dat het was als we niet met zijn allen langer waren blijven leven. Verder gebruiken we het geld van mensen die korter leven dan verwacht om het pensioen te betalen van mensen die langer leven dan verwacht. We verdelen het geld, zodat we iedereen het pensioen kunnen betalen zolang hij of zij leeft.